De verdamping (evapotranspiratie: E) van moerassen is in diverse onderzoeken bepaald met nogal verschillende resultaten (Mohamed e.a., 2012, Pauliukonis en Schneider,
2001, Spieksma e.a., 1997). In de meeste onderzoeken is de evapotranspiratie indirect bepaald uit berekende openwaterverdamping (Penman, 1948) of uit referentieverdamping (bijvoorbeeld Makkink, 1957) met gebruik van gewasfactoren afgeleid uit onderzoeken naar de waterbalans van landbouwgewassen en lysimeteronderzoek (Spieksma e.a., 1996, Massop e.a., 2005, Bartolomeus e.a., 2013). De E van natuurlijke ecosystemen is veel minder onderzocht (Spieksma e.a., 1997).
Onder moerasvegetaties van Nederlandse laagvenen zijn rietland en broekbos (els, wilg) de meest voorkomende typen. Voor waterbalansberekening en modellering van
(grond)waterstanden van gebieden waarin zich moerassen bevinden is informatie over de E van deze typen dus erg belangrijk. Zoals gezegd zijn gegevens hierover vrijwel niet voorhanden. Mohamed e.a. (2012) geven een internationaal overzicht van gevonden E van moerassystemen, waaronder van rietland. Voor broekbossen hebben we geen gegevens van de E gevonden. Het doel van deze studie was om de E door riet en van bomen in een rietmoeras (rietkragge) te bepalen en deze te vergelijken met die van open water. Hiertoe zijn tussen 2006 en 2010 lysimetermetingen gedaan bij Schalkwijk. Dit artikel beschrijft de opzet van de metingen en de meetresultaten.