Op 17 september 1959 werd de rust in Wormer ruw verstoord door de vondst van een eigenaardig gat met een diameter van circa 60 centimeter in het weiland van veehouder
J. Jongert. Ofschoon er steeds is gesproken over ‘het Gat van Wormer’ gaat het eigenlijk om drie gaten. Het eerste, in het veengrasland van R. Grevers, was al eerder ontdekt, namelijk op 4 juli van hetzelfde jaar. Grevers had het gat echter snel gedempt omdat het een gevaar vormde voor de koeien op zijn land. Het gat van Jongert werd groot nieuws en trok zelfs filmploegen uit Amerika, Canada en tal van Europese landen naar Wormer. De inslag van een projectiel van onbekende makelij leek de meest voor de hand liggende gedachte. En dus verscheen Defensie ten tonele. Onder leiding van kapitein J.J. Blommaart van de Explosieven Opruimingsdienst in Culemborg werd een poging gedaan om met zwaar materieel de boel uit te graven. Blommaart zocht de oorzaak in de inslag van een raket, mogelijk een Russische raket of een trap van een Spoetnik. Het onderzoek in en rondom het gat leverde echter niets op en werd daarom gestaakt. Op 19 augustus 1975 werd opnieuw een gat ontdekt in het veengrasland van W. Dokter op geringe afstand van de weilanden waarin in 1959 de gaten werden gevonden. De gemeente schakelde de Rijks Geologische Dienst in, die concludeerde dat het gat het gevolg was van eerder menselijk ingrijpen. De gaten zouden ontstaan zijn op plekken waar in de middeleeuwen kalkrijke klei uit de ondergrond was gewonnen voor bemestingsdoeleinden. In dit artikel zullen we echter aantonen dat de Wormer gaten het gevolg zijn van een hydrologisch verschijnsel. Ze zijn namelijk ontstaan door uitdroging en scheurvorming van de bovengrond in verlande trekgaten, waaruit vroeger turf is gewonnen.