dan de andere hulpwetenschappen die bij het ontwerpen van werken ten dienste van het waterbeheer toegepast worden, zoals de hydraulica en de toegepaste mechanica. Voordien moest ten aanzien van de hydrologische aspecten veelal gebruik worden gemaakt van ervaring & empirische regels en intuïtie en traden herhaaldelijk mislukkingen en tegenvallers op. Doch ook heden ten dage komen tegenvallers voor bij waterbouwkundige projecten als gevolg van tekortkomingen in het hydrologisch onderzoek. In deze bijdrage worden drie voorbeelden gegeven die betrekking hebben op de problemen van zoet en zout water in kustgebieden. Het eerste voorbeeld is dat van de afsluiting van de Braakman in 1952 waarbij één van de doelstellingen was het scheppen van een reservoir met zoet water. De verwachting was dat na de afsluiting ontzilting zou optreden van het water in het afgesloten bekken evenals dat na de afsluiting van de Zuiderzee was opgetreden. Inderdaad werd ontzilting geconstateerd naaar deze bleek slechts gedeeltelijk te zijn en het water bleef brak. Onderzoek wees uit dat de oorzaak van deze mislukking lag in het optreden van kwel in het reservoir van zout grondwater.
Deze kwel was opgewekt door de verlaging van het reservoirpeil beneden het gemiddelde zeepeil. Het uitblijven van een volledige ontzilting trad ook op in het tweede voorbeeld, dat van de afsluiting van een estuarium, Songei Jurong, op het eiland Singapore. Hier waren de geohydrologische omstandigheden niet de oorzaak van de mislukking, maar een onjuist beheer waarbij om het reservoir door te spoelen telkenmale zeewater werd binnengelaten dat moeilijk te verwijderen bleek. Tenslotte worden de mislukte proeven behandeld die destijds op het Noordzeekanaal zijn genomen om het zoute water nabij de bodem van het kanaal te mengen met het bovenliggende
zoete water teneinde het zout gemakkelijker te verwijderen.