Sinds het einde van de jaren tachtig mag de verdroging van de natuur in Nederland rekenen op een toenemende belangstelling in beleidskringen. Deze ontwikkeling is op zich verheugend, omdat hiermee de kans toeneemt dat er ook daadwerkelijk oplossingen worden gevonden voor een probleem waarmee terreinbeheerders al vele tientallen jaren in toenemende mate te maken hebben. Een minder gewenste ontwikkeling is dat daarbij het begrip verdroging steeds ruimer gedefinieerd wordt. Deze inflatie van het begrip verdroging zal de geloofwaardigheid van het milieuthema niet ten goede komen. Voorgesteld wordt het begrip verdroging voor te behouden aan natuurgebieden, waar grondwaterstandsdaling en het wegvallen van kwel vrijwel altijd als ongewenst beschouwd worden. In overige gebieden zou beter gesproken kunnen worden van een verschil tussen de feitelijke en de gewenste grondwatersituatie, waarbij de gewenste grondwatersituatie niet alleen afhankelijk is van de wensen
vanuit natuurbeheer, maar ook vanuit andere maatschappelijke sektoren.